Latijnse grammatica

Latijnse grammatica

Met behulp van dit kompas kun je elke week nieuwe rijtjes leren en je kennis van de Latijnse grammatica verdiepen. Het kompas volgt het overzicht van de grammatica in SPQR: Hulpboek deel 2, p. 177 – 195.

Eerste deel – Het zelfstandig naamwoord en de voorzetsels

Week 1 – Zelfstandig naamwoord – Eerste declinatie

Bestuderen: Naamval en functie in de zin (178-179).

Leren: femina (177).

Week 2 – Zelfstandig naamwoord – Tweede declinatie

Bestuderen: Voorzetsels met de accusativus (179).

Leren: servus, donum (177).

Week 3 – Zelfstandig naamwoord – Derde declinatie

Bestuderen: Voorzetsels met de ablativus (180).

Leren: rex, nomen (178).

Week 4 – Herhaling en overhoring

Herhalen: femina, servus, donum, rex, nomen (177 – 178).

Leren: voorzetsels met de accusativus en de ablativus (179 – 180).

Tweede deel – Het actieve werkwoord

Week 1 – De praesens-tijden van de a-stammen en e-stammen

Bestuderen: Stamgroepen en imperativus (187), persoonsuitgangen actief (188).

Leren: voco, vocabam, vocabo, terreo, terrebam, terrebo (189).

Week 2 -De perfectum-tijden van de a-stammen en de e-stammen

Bestuderen: Stammen en tijden van het werkwoord (187), persoonsuitgangen perfectum (188).

Leren: vocavi, vocaveram, vocavero, terrui, terrueram, terruero (189).

Week 3 – De praesens-tijden van de mk-stammen en de i-stammen

Bestuderen: Onregelmatige persoonsvormen (191-192).

Leren: vinco, vincebam, vincam, audio, audiebam, audiam (190).

Week 4 – De perfectum-tijden van de mk-stammen en de i-stammen

Bestuderen: Infinitivus en aci (192-193).

Leren: vici, viceram, vicero, audivi, audiveram, audivero (190).