Griekse grammatica
Met behulp van deze leidraad kun je elke week nieuwe rijtjes leren en je kennis van de Griekse grammatica verdiepen. De leidraad volgt het overzicht van de grammatica in het tekstboek van Argo, p. 157 – 184.
Inleiding – Alfabet en lidwoord
Introductieweek – Het Griekse alfabet en het lidwoord
Bestuderen: Alfabet (158-159), Lidwoord (159).
Leren: ὁ, ἡ, τό (159).
Eerste deel – Het zelfstandig naamwoord
Week 1 – Zelfstandig naamwoord – Eerste declinatie
Bestuderen: Naamval en functie in de zin (162), Nominativus (162).
Leren: ἡ μάχη, ἡ θεά (160).
Week 2 – Zelfstandig naamwoord – Tweede declinatie
Bestuderen: Genitivus (162), Dativus (163).
Leren: ὁ θεός, τὸ τέκνον, ὁ νοῦς (160).
Week 3 – Zelfstandig naamwoord – Derde declinatie – Medeklinkerstammen
Bestuderen: Accusativus (163), Vocativus (164).
Leren: ὁ παῖς, τὸ πρᾶγμα (161).
Week 4 – Herhaling en overhoring
Bestuderen: Bijvoeglijke bepaling (164), Bijwoordelijke bepaling (164).
Tweede deel – het werkwoord
Week 1 – Praesens en imperfectum – Actieve vormen van λύω
Bestuderen: Begrippen (172), Persoonsuitgangen indicativus actief (172).
Leren: λύω, ἔλυον, λῦε, λύων, λύειν (174).
Week 2 – Praesens en imperfectum – Mediale vormen van λύω
Bestuderen: Persoonsuitgangen indicativus medium / passief (172).
Leren: λύομαι, ἐλυóμην, λύου, λυόμενος, λύεσθαι (174).
Week 3 – Sigmatische aoristus – Actieve vormen van ἔλυσα
Bestuderen: Augment bij samengestelde werkwoorden (173).
Leren: ἔλυσα, λῦσον, λύσας, λῦσαι (176).
Week 4 – Sigmatische aoristus – Mediale vormen van ἔλυσα
Bestuderen: Augment bij werkwoorden met beginklinker of ῥ- (173).
Leren: ἐλυσάμην, λῦσαι, λυσάμενος, λύσασθαι (176).
Week 5 – Thematische aoristus – Actieve vormen van ἔλαβον
Herhalen: Rijtjes van het basiswerkwoord uit week 5 en 6 (174).
Leren: ἔλαβον, λαβέ, λαβών, λαβεῖν (176).
Beginnen met leren: De stamtijden bij werkwoorden met een thematische aoristus (Hulpboek 1, 142).
Week 6 – Thematische aoristus – Mediale vormen van ἔλαβον
Herhalen: Rijtjes van de sigmatische aoristus uit week 7 en 8 (176).
Leren: ἐλαβόμην, λαβοῦ, λαβόμενος, λαβέσθαι (176).